Eén van de mooiste Nederlandstalige nummers vind ik Durgerdam slaapt van singer/songwriter & trompettist Jeroen Zijlstra, dat hij speelt met zijn band Zijlstra. Het komt van zijn album Tussen Den Oever & New York uit 2002 en hij won er dat jaar de Annie MG Schmidt-prijs mee.
Zijlstra komt uit een vissersfamilie & woont zelf ook in Durgerdam, samen met zijn vrouw Hanna van Dorssen, die daar predikant is. Net als in zijn geboortedorp Oosterland aan de Waddenzee, woont hij daar naast de kerk & pal aan het water.
Hij zegt zelf over het lied: “[Het gaat] over de angst dat je alles wat je lief hebt, van de ene op de andere dag kunt verliezen. Dat hetgeen waar je zo van houdt, er opeens niet meer is. Als ik laat in de nacht het dorp inrijd en iedereen allang onder de zure lappen ligt, bespringt die angst mij vaak. Ik begeef me dan tussen de vreugde van het hebben en het verdriet het te verliezen. Het lied is geschreven vanuit het perspectief alsof ik het allemaal kwijt ben, alsof alles een herinnering is. Gelukkig is dat niet de realiteit. Het huis en het bed zijn er nog altijd, net als de liefde.”
Ik heb Zijlstra regelmatig zien optreden en elke keer genoot ik er enorm van. Een ras-muzikant en zanger die je meeneemt in zijn prachtige verhalen.
Durgerdam slaapt Stilte om de huizen aan de Durgerdammerdijk. Weemoed op het spiegelgladde water. ‘s Morgens vier uur, vogels, mensen, alles ligt te slapen. Niemand heeft gezien dat ik er ben.
Mist ligt op het weiland, rond de koeien die er grazen. Nevel op de slootjes die ik als mijn broekzak ken. Haast te zoet om waar te zijn, m’n dorp als een oase. Niemand heeft gehoord dat ik er ben.
Durgerdam, zo mooi zo hemelsblauw. Waar is de tijd gebleven? Het huis en het bed waarin ik sliep met jou. De liefde van mijn leven.
Rokend loop ik rustig langs de steigers en de kade. Slenterend langs bootjes die ik af en toe herken. Ooit kwam ik hier aangezeild en jij was toen mijn haven. Niemand die nog weet dat ik er ben.
Durgerdam zo diep verloren blauw. Waar is de tijd gebleven? Het huis en het bed waarin ik sliep met jou. De liefde van mijn leven.
Durgerdam zo diep verloren blauw. De tijd die wij vergaten. Het huis en het bed waarin ik hield van jou. Het is voorgoed verlaten.
Komt een dag is een schitterend lied van Paul de Munnik, dat komt van zijn laatste album Goed jaar (2018), waarvan ik eerder al het nummer Horizon hier met je deelde.
Het lied gaat over hoe moeilijk het soms is om vertrouwen te houden in je liefde en dat je jezelf onbewust voorbereid op het ergste. Maar in plaats van afstand te nemen, zoals veel mensen zullen doen, wordt hier gekozen voor houden van en van genieten van wat er is, zodat er misschien wel een wonder gebeurt.
Komt een dag Komt een dag. Duurt niet lang meer, dat je gaat. Jij me zomaar verlaat. Me zonder woord vooraf verlaat. Jij m’n wereldbeeld in duigen slaat.
Komt een dag, ’t kan ook nacht zijn. Dat je zegt, “Schat ik was er nooit echt”. Mooi bedacht hoor, maar nooit echt. Ik heb het huurcontract al opgezegd.
En zie me daar zitten, de wijn op mijn tanden. Mijn hart op mijn lippen, mijn ziel in mijn handen. Mislukt en ontgoocheld, ontnuchterd, onttoverd. Verloren wat ik voor vast dacht te hebben veroverd. Wat ik voor vast dacht te hebben veroverd.
En op die dag zul jij lachen, als je zegt dat je weg bent. Nu echt. Dat het afscheid is. Nu echt. Geen onderhandeling en geen gevecht.
Maar ik zal van je houden. Ik zal je genieten. Elke lach wil ik onthouden. Elke traan die we lieten. Het lief dat we hadden. Het leed dat we deelden. Al was het blijkbaar een film, die ons leven verbeeldde.
Maar zolang de titelrol nog niet op het doek verschijnt. Blijf ik hopen op het wonder, van op z’n minst een open eind.
Gerrit Breteler is een Friese singer/songwriter, schrijver & beeldend kunstenaar die ik ontdekte dankzij een tip van Jacques Klöters van het radioprogramma de Sandwich. Hij heeft een Friese moeder en een Twentse vader en werd geboren in Enschede. Op z’n 13e verhuisde hij naar Friesland, waar hij het platteland ervaart als een onuitputtelijke bron van inspiratie.
Over zijn vader schreef hij het ontroerende lied Op een dag, dat gaat over diens laatste schreden in het leven en de moeite van het afscheid nemen. Het nummer komt van het album Still uit 2017.
Op een dag Do silst de sinne fine, (Je zult de zon vinden) op dizze donkerblauwe jûn. (op deze donkerblauwe avond) Foar ivich sil ‘r skine, (Je zult voor altijd schijnen) do hast dyn frede fûn. (je hebt je vrede gevonden) Do stoareagest yn ‘e ruten, (Je staart naar de ramen) do spegelst dysels werom. (je reflecteert jezelf terug) Ik kin de kleden slute, (Ik kan de gordijnen sluiten) dat ôfskie hiest al nomme. (waar je afscheid van hebt genomen.)
Eins woe ‘k fan alles witte, (Eigenlijk wilde ik alles weten) wylsto hjir no noch bist. (terwijl je nog hier bent) Mar wy moatte it samar litte, (Maar we moeten het samen laten) omdatst eins neat mear sizze kinst. (want je kunt echt niets meer zeggen) We sprekke net van juster, (We hebben het niet over gisteren) en we prate net fan moar. (en we hebben het niet over morgen) Wy swije yn ’t tsjuster, (We zijn stil in het donker) en ik pak dy by de hân. (en ik pak je bij de hand)
Op een dag drink je geen Grolsch meer. Loop je nooit meer door je stad. Op een dag komt er geen dag meer. Ook al ben je het nog niet zat.
Vergeef me, dat ik zo door zeur, maar heb je de sleutels bij de hand. Van die hele grote voordeur, van dat vreemd beloofde land. Dan lach je tranen in je ogen, en we nemen d’r nog één. Van die sleutels is gelogen, een open deur voor iedereen.
Op een dag drink je geen Grolsch meer. Loop je nooit meer door je stad. Op een dag komt er geen dag meer. Ook al ben je het nog niet zat.
Maar pa wat zal ik zeggen, als jij je ogen sluit voorgoed. Als we jou je graf in leggen, iets van Finkers is dat goed? Of Wilmink, as ’t maar Twents is, dat lijkt me ook wel wat. In de kerk alsof het mis is, voor je ’t weet dan he je ’t had.
Op een dag drink je geen Grolsch meer. Loop je nooit meer door je stad. Op een dag komt er geen dag meer. Ook al ben je het nog niet zat.
Do silst de sinne fine, (Je zult de zon vinden) op dizze donkerblauwe jûn. (op deze donkerblauwe avond) Foar ivich sil ‘r skine, (Je zult voor altijd schijnen) do hast dyn frede fûn. (je hebt je vrede gevonden)
Mijn favoriete lied van dit moment is Kaf van het koren van zangeres & actrice Brechtje Kat. Het blijft zelfs als een oorwurm in mijn hoofd hangen.
Brechtje vertelde me dat het nummer gaat over het verliezen van de liefde, het door je handen laten glippen en niet weten hoe je het vast kan houden. In de muziek hoor je haar voorliefde terug voor fado en flamenco. Zingen uit je ziel en het volgen van je hart.
Kaf van het koren komt van haar album Vaarland uit 2013 en ze schreef het samen met gitarist Hans van Gelderen. De andere twee muzikanten zijn Felix Hildenbrand op contrabas en Floris van der Vlugt op sopraansax. Op het album staan allemaal nummers die geïnspireerd zijn op de heimwee en het warme gevoel van thuiskomen die ze had naar de boerderij van haar ouders, de koeien, de postduiven en het dorp Westzaan waar ze vandaan komt. Over de liefde die ze vond met de buurjongen, met wie ze op haar 20e ging samenwonen, tot het een jaar later uitging en het te pijnlijk was om terug te verhuizen naar haar ouderlijk huis. Over de stap die ze maakte naar haar nieuwe thuis, de grote stad (Amsterdam & Antwerpen). Over heimwee naar vroeger en honger naar later. Kleinkunst op de klanken van fado & soul, noemt ze het zelf.
Om een beeld te geven van de muzikale smaak van Brechtje Kat, hier een aantal nummers die voorkomen in haar platenkast: Van Morrison – Moondance, Dolly Parton – I Will Always Love You, Melanie – Save Me, Windkracht 7 – Drifts, Tommy Emmanuel – Those Who Wait, Joni Mitchell – For Free, Jamie Lydell – Where D’You Go, Lianna La Havas – Forget, Buena Vista Social Club – De Camino A La Vereda, Rowwen Hèze – En dan is het maar dom, Lara Fabian – Je Suis Malade, Otis Redding – Cigarettes and Coffee.
Kaf van het koren Je trekt je jas aan, bent verslagen. Kruipt ineen, je trekt je kraag op. Wil alleen, de andere kant op. Maar durft het niet te vragen.
Ik trek m’n jas uit en verslagen, zit ik hier aan deze tafel. Voor de reis die jij moet maken. Ga je weg zonder te vragen.
Hij vraagt niets aan mij. Waakzaam zijn.
In mij kolkende lava. Wie heeft de kuil gegraven. Wacht niet op een antwoord. Vecht mee tegen de vragen.
Dan de rust, die me blust. Door een kleine noot van jou. Een vonk van erkenning. Geef de stilte terug.
Hij vraagt niets aan mij. Waakzaam zijn.
Eenzame tocht heeft aanvang in het bos. Tussen de bomen een weg door de chaos gezocht.
Ik zou zo graag de wei bereiken. Rennen door het hoge gras. Met m’n handen het kaf van het koren scheiden. Doen of het nooit anders was.
Zoals je weet luister ik graag naar Nederlandstalige muziek. Paul de Munnik is daar sinds kort bijgekomen en zijn lied Horizon is zelfs mijn favoriete lied van 2018 geworden. Ook tot mijn eigen verbazing, maar hoe vaker ik het hoor, hoe beter ik het vind. Het arrangement met strijkers vind ik prachtig en samen met de tekst raakt het me. Het lied komt van zijn album Goed Jaar (2018).
Horizon is een lied over de plek waar je vandaan komt en in de Munnik’s geval was dat uit Dronten. Waar hij geboren is en opgegroeid. Waar hij leerde lopen en fietsen. “In de polders waar je ver kan kijken en de wijdsheid van het land ervaart. Waar de jaargetijden sterker aanwezig zijn dan in de stad. De lente groener, de zomer geler. De herfst rood en bruiner, en de winter harder blauw en soms oogverblindend witter.” “Het opgroeien in een dorp is anders dan opgroeien in een stad. Het is een totaal ander gevoel. Wij konden altijd alle kanten op, we konden naar buiten, we konden de weilanden in, de akkers op, tussen de fruitbomen door rennen. Je kon altijd op pad met een groep vrienden. Je bent de ruimte gewend en dat doet natuurlijk iets met een mens.”
In het dorp leefde Paul de Munnik altijd buiten met het vlakke land als uitzicht. En hij zag alleen maar horizon, overal waar hij keek. En dat gaf hem het gevoel dat je alles nog kon bedenken en dat alles nog mogelijk was. Want de wijdsheid van het land geeft ook figuurlijk ruimte. “Alsof de kansen die de pioniers begin jaren zestig al zagen erin verankerd liggen. Alsof nog altijd de beloftes van nieuwe mogelijkheden op je liggen te wachten daar.” “In Dronten zijn alle plannen ontstaan, daar heb ik bedacht wat ik wilde worden en wat ik zou kunnen worden. Al die dromen worden langzamerhand voor een deel werkelijkheid. Alles om je heen begon te groeien. De bomen gingen groeien en zo langzamerhand zag je steeds minder horizon.”
Toen hij stopte met Acda & de Munnik had hij het gevoel dat hij zichzelf opnieuw moest uitvinden. Door te denken over een nieuw begin, dacht hij terug aan het moment dat hij als 19-jarige vertrok uit Dronten. “Wat dacht je toen? Wat voelde je? Wat was er toen nog veel mogelijk. Dat wilde ik opzoeken: dat alles weer mogelijk is.” Hij ervaarde een soort heimwee. “Heimwee naar een tijd dat alles nog kon. Dat is iets moois: je mag nog alles worden. Als je jong bent, realiseer je dat helemaal niet. Op het moment dat je ouder wordt dan denk je: ik kan niet elke weg meer inslaan die ik zou willen inslaan. Dus het is inderdaad wel heimwee naar de totale vrijheid, naar de vrijheid van gedachten.” Als je ouder bent dan zijn er bepaalde paden die je niet meer bewandelt, omdat je weet dat die niet gaan werken. “Dat is natuurlijk jammer, want daardoor kom je niet op gebieden waar je anders misschien wel terechtgekomen zou zijn. Als je jong bent, dan kàn dat nog. Dan zet je de stappen die je denkt nodig zijn. En dat is heel erg mooi.”
Terugkijkend geeft dat vlakke land met zijn horizon hem een soort innerlijke rust. “Ik heb geleerd om de dingen rustig te bekijken, van een afstandje. Je neemt de tijd om dingen te overzien, te overwegen. Het hoeft niet allemaal heel snel. Je kon in de polder een stuk gaan rijden en dan kwam je heel lang niks tegen. Dat mooie, dat platte, daar hou ik echt van. Het geeft je de tijd om je gedachten op een rijtje te zetten of om iets langer over iets na te denken. Dat heb ik eraan overgehouden en dat vind ik wel heel prettig.”
Horizon Ik groeide op en zag alleen maar horizon. Vanaf het moment dat het besef ervan begon. Alleen maar horizon.
Waar ik m’n eerste woorden vond. De smaak naar meer spoor ontstond. Mijn geboortegrond. Alleen maar horizon.
Het land was nieuw. Er was alleen maar horizon. De gewassen pas gezaaid. De bomen jong. Alleen maar horizon.
Waar ik m’n eerste liefde vond. Het hart nog teer, Nog nooit verwond. Mijn geboortegrond. Alleen maar horizon.
En de bomen groeiden naar de hemel. En de hemel lachte mij al toe. Maar hoe goed ik ook de bomen tellen kon. Ik zag niet wat mijn hart me al vertellen kon. Hoe meer bos, hoe minder horizon.
Hoe meer je weet, hoe minder je ’t begrijpen zal. En hoe minder je het pad ziet. Ook al zag je ’t eindpunt helder al. Het is als de zondeval.
En de zomer straalde door de polder. En de lente lachte in het gras. En bij jou op zolder leerde ik wat liefde was. En dat was al meer dan ik verdiende. Al veel meer dan ik wensen kon. Vanaf het moment dat het besef ervan begon. Alleen maar horizon.
En meer had niet gehoeven. Maar ja, verbeeld je niet, dat je de horizon niet wil bereiken. Wanneer je ‘m eenmaal ziet.
Ik groeide op en zag alleen maar horizon. Alleen maar horizon.