Jules de Corte (1924-1996) had een appeltje te schillen met de strengheid van het geloof, die hij van jongs af aan meekreeg op het Rooms-Katholieke Blindeninstituut de Wijnberg in Grave, waar hij opgroeide. Hij kreeg er uitstekend onderwijs en leerde er piano spelen, maar ervoer het als een kille, katholieke jeugdgevangenis. Hij verwerkte zijn slechte ervaringen met het geloof in menig nummer dat hij schreef.
Zo heb ik ooit nog het prachtige Aan Luther en de anderen (1969) gezongen tijdens een viering op mijn christelijke middelbare school, Reformatorisch College Blaucapel, met dank aan onze geweldige muziekleraar Wout van Veen. En je kunt het ook terug horen in zijn ontroerende lied Het bruidspaar dat hij hier zingt in 1967, maar al schreef voor 1960. Het komt van zijn album Liedjes die eigenlijk niet mogen uit 1962.
Truus van Hoof. Onthoudt die naam. Ze was de enige die samen met het bruidspaar een plek kreeg boven in de hemel.
Boudewijn de Groot schreef samen met tekstschrijver Lennaert Nijgh (1945-2002) een lied met hetzelfde thema: Elégie prénatale. Ook hier gaat het om een “moetje”. Het was zijn tweede single uit 1964, en dat is goed te horen in zijn jeugdige stem, want toen was hij nog maar 20 jaar oud.
Het bruidspaar
Het jonge paar kwam stijfgearmd van het stadhuis.
Geëscorteerd door slechts een paar familieleden.
Er zou geen bruiloft zijn, omwille van de vrede.
Alleen een heel bescheiden schijnreceptie thuis.
En in de ouderlijke woning van de bruid,
kreeg iedereen een kopje thee en een gebakje.
Er waren vier felicitaties plus een pakje.
En na een uur liet men de laatste gasten uit.
Toen was het allemaal gelukkig weer gewoon.
Ze gingen zwijgend naar hun zolder met z’n beiden.
Waar niemand zag hoe hij haar troostte toen ze schreide.
En vijf maand later werd ze moeder van een zoon.
Die kreeg de namen van papa aan vaders kant.
Als een gebaar van goede wil aan de familie.
Ze stuurden kaartjes rond naar ieders domicilie,
en plaatste voorts een advertentie in de krant.
Welnu, de enige die kwam was Truus van Hoof.
En alle anderen lieten taal noch teken merken.
Die zaten ’s zondags vroom en vredig in hun kerken.
Om God te danken voor hun spijkerhard geloof.